Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU7751

Datum uitspraak2005-12-07
Datum gepubliceerd2005-12-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/3141 ZFW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hoger beroep niet-ontvankelijk na ter zitting tot stand gekomen schikking.


Uitspraak

02/3141 ZFW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en Stichting Centrale Zorgverzekeraars groep, Ziekenfonds te Tilburg, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Bij besluit van 22 oktober 1999 heeft gedaagde afwijzend beslist op het verzoek van appellant van 14 oktober 1999 om toestemming voor een medische behandeling in de Alpha Kliniek te München, Duitsland. Het door appellant tegen dat besluit ingediende bezwaar is door gedaagde bij het bestreden besluit van 20 juni 2000 ongegrond verklaard. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft het beroep tegen dat besluit bij aangevallen uitspraak van 28 mei 2002 ongegrond verklaard. Namens appellant is mr. P.J. de Rooij, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, van die uitspraak in hoger beroep gekomen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 26 oktober 2005, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. De Rooij. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.T.K. Staffhorst, werkzaam bij gedaagde. II. MOTIVERING De Raad overweegt het volgende. Ter zitting van de Raad is, onder meer gelet op de uit de gedingstukken en de ter zitting naar voren gekomen bijzondere omstandigheden van dit geval, op initiatief van de Raad de volgende schikking tot stand gekomen. Namens gedaagde is de bereidheid uitgesproken om eenmalig - tegen finale kwijting over en weer - een tegemoetkoming van € 10.500,- aan appellant te betalen. Namens appellant is verklaard dat daarmee wordt ingestemd en dat hiermee geacht moet worden volledig te zijn tegemoetgekomen aan het beroep. Vervolgens hebben partijen elkaar uitdrukkelijk - in de ruimste zin van het woord - finale kwijting verleend, in verband waarmee namens appellant is verklaard dat - onder meer - geen verzoek wordt gedaan om vergoeding van proceskosten. Gelet hierop stelt de Raad vast dat tussen partijen een finale schikking tot stand is gekomen en dat thans geen belang meer bestaat bij een beoordeling van het door appellant ingestelde hoger beroep, reden waarom dit wegens vervallen van het procesbelang niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus gegeven door mr. M.I. ’t Hooft als voorzitter en mr. R.M. van Male en mr. C.J. Borman als leden, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 december 2005. (get.) M.I. ’t Hooft. (get.) B.M. Biever-van Leeuwen. RB1111